Menu Sluiten

Staat van beleg: liberale concepten als basis voor capaciteit en slagkracht (deel 1)

«Je bent er vet mee, dat eengemaakt Europa. Iedereen doet maar wat.» hoorde ik in de lokale supermarkt, net wanneer ik een bakje druiven in mijn mandje legde. Het was de eerste gefrustreerde politieke uitspraak van een onbekende drie weken na de laatste uitspraak van een andere onbekende die ik hoorde. Die laatste stond begin maart 2020 samen met mij en een hoop andere mensen op een reisbus jongeren te wachten die net uit Zuid-Tirol van skivakantie kwamen, op een boogscheut van het toen pas door het Coronavirus lamgelegde Lombardije. Deze onbekende, een vrouw van middelbare leeftijd, sloeg opeens haar ogen ten hemel, zich luidop afvragende: «Toch weer niet die Corona zeker?». De nieuwsredactie van VTM, de belangrijkste Vlaamse commerciële tv-zender, had inmiddels namelijk lucht gekregen van «jongeren die uit het virusgeteisterde Italië naar België terugkwamen» en liet de zondagse nieuwsploeg naar de parking, iets buiten Mechelen, afgezakt om verslag te maken. De journalist klonk panisch en drukte de microfoon bijna in het gezicht van een andere ouder. «Voelt u zich niet onverantwoordelijk nu dat u weet dat uw kind een risico heeft opgelopen?». Toen de bus vol onwetende, nog in vakantie- en afterpartysfeer verkerende jongeren dan niet veel later aankwam, vielen meerdere van de uitstappende kinderen ten prooi aan de bange, blanke journalist, die hoopte zijn reportage te kunnen spekken met onwaarschijnlijke verhalen over zombies en rottende lijken in de straten. Als je een Vlaming goed kent, ken je allicht dat nonchalante, half-verzuchtende en tegelijk ook half lacherige tussenwerpsel «maar allez toch». Het sentiment onder de ouders kwam dan ook zowat neer op «waarover maken die zich nu druk?».

Drie à vier weken later valt op dat het sentiment gekeerd is. De Vlaming viel van de ene week vol vrijheid en blijheid in de andere week vol restrictie en gespannenheid. De ernst en de grootschaligheid van de pandemie die Frankrijk in een kramp deed schieten, staken ook het vuur bij het Franstalige landsgedeelte in België aan. In zulke situaties roept de federale regering de deelstaten bijeen (Vlaanderen, Wallonië en Brussel) om te vergaderen over landelijke maatregelen. Je moet niet over een fijnmazig fingerspitzengefühl beschikken om aan te voelen dat dit over de inperking van vrijheden gaat. Wallonië eiste de volledige en onmiddellijke sluiting van scholen en bedrijven. Aangezien Vlaanderen goed is voor iets meer dan 80% van de totale Belgische binnenlandse economie, was de volledige sluiting van bedrijven begrijpelijk onbespreekbaar. Ook de Vlaamse minister van Onderwijs volhardde dat de scholen dienden open te blijven. Dezelfde dag nog bleken die woorden ijdel, want ondertussen had het Waalse landsgedeelte via taalgenote en de huidige premier Sophie Wilmès de sluiting van de scholen als conditio sine qua non op tafel gelegd. Franstalige Belgen die voor media en opinie meer richting Frankrijk kijken dan Vlamingen naar Nederland, vonden het ondertussen zowat een vanzelfsprekendheid dat België zich ook naar de Franse maatregelen zou schikken. Ik wens de lezer er ondertussen op te wijzen dat experts en wetenschappers de sluiting van de scholen niet wenselijk achtten en dat Franstalig België ongeveer tweevijfden van de totale Belgische bevolking uitmaakt. Oordeel vooral zelf.

Een week later kopt de belangrijkste Vlaamse krant Het Laatste Nieuws “een en al lof voor België”. België had zowaar een volwaardige regering gekregen die op een moedige en besluitvaardige manier het land omtoverde in een semi-dictatuur. Bovendien had het land voldoende capaciteit om de intensive care aan te sterken met extra bedden en materiaal. Nochtans kloppen politici die zulks op de successen van het overheidsbestel projecteren, zich abusievelijk op de borst. Van bij de oprichting van België in 1830 was het land namelijk een nachtwakersstaat waar het vanuit die positie zich traag maar zeker steeds meer bevoegdheden toe-eigende tot het huidige duizelingwekkende overheidsbeslag van 52% (NL: 42%). De liberale noch de katholieke wetgevende krachten (de enige twee blokken van betekenis) hadden de nationalisatie van de gezondheidszorg of het onderwijs in het vizier, in tegenstelling tot andere domeinen zoals de forse investering in weg- spoor- en haveninfrastructuur die België op amper een eeuw tijd de 3de economische wereldmacht maakte. Het was de katholieke elite die na de kortdurende regimes van Frankrijk en Nederland het machtsvacuüm met liberale steun gretig opvulde en dus reeds jaar en dag onderwijs en gezondheidszorg inrichtte… en weliswaar over de middelen beschikte die de overheid niet had. Privaat dus. Tot op vandaag wordt de ruime meerderheid ziekenhuizen door de katholieke Kerk georganiseerd.

Precies doordat de private zorgaanbieder niet van afgemeten budgettaire kaders van de overheid afhankelijk is en daarbovenop ook nog eens goed gedijt, kan België zich voldoende capaciteit op de intensive care veroorloven, daar waar andere landen die hun hospitaals volledig in overheidshanden hebben steevast op de intensive care hebben beknibbeld. Intensieve zorgen zijn immers peperdure zorgen. Daarom kon België – het politieke gestuntel en nattevingerwerk als basis van de huidige maatregelen ten spijt – de pieken wél aan en stierf er alvast niemand door een gebrek aan bedden. Voorgaand voorbeeld is volgens mij hét argument om de gezondheidszorg volledig te privatiseren omdat het achterliggende kapitaal levens kan redden. Als dit te kort door de bocht is, wil ik anders wel Noorwegen aanhalen, dat vaak geroemd wordt om ‘s lands verzorgingsstaat waar iedereen goede en gratis gezondheidszorg krijgt. Het land is al de hele tijd met een simpele pennenstreek lokale ziekenhuizen aan het afschaffen en aan het centraliseren, waardoor mensen plots honderden kilometers verder moeten reizen aleer ze een spoeddienst zien. Kanker? Specialist zien? Meneer, mevrouw, dat is dan op de wachtlijst voor het jaar 2023 in de maand juni. Past een maandagvoormiddag u? Voor de Noren zelf had ik graag gewild dat dit geen correcte weerspiegeling van de realiteit was, maar helaas. Daar sta je dan met je socialistische heilstaat.

Ondertussen droegen superkapitalisten General Motors, Jack Ma en Elon Musk hun steentje bij tot de bestrijding van de crisis. Dit terwijl de Belgische federale regering aan het uitblinken was in het verzinnen van de meest tenenkrullende regels zoals het verbod op skaten, dat niet lang daarna terug zou worden ingetrokken. De wetgevende macht lijkt lamgeslagen toe te kijken op een comité van technocraten die menigwerf regels verzinnen. De burger volgt braaf. Maar voor hoe lang? En hoe lang kan het amateurisme van de nieuwbakken wetgevende macht duren vooraleer het predicaat dictatuur valt? Het federaal parlement heeft de regering volmachten gegeven om de pandemiecrisis te monitoren. Daarmee heeft de regering zich een soort superbevoegdheid eigen gemaakt om af te kondigen wat ze wil. In het Nederlands heet dat een staat van beleg.

Lees hier het vervolg (deel 2)

Geef een reactie